Die vraag slaat op de voorselecteurs en de juryleden van de PHP. Maar dezelfde vraag-met waarschijnlijk ook hetzelfde antwoord-geldt ook voor de slush readers, de professionele voorselecteurs die bij tijdschriften en uitgeverijen waden door een modderpoel van dozijnen, honderden, op jaarbasis zelfs duizenden ongevraagde manuscripten. Wie open is voor ongevraagde inzendingen, verplicht zich immers om al die inzendingen ook in te zien en op zijn minst de beslissing te nemen of het verhaal het uitgeven, een prijs, of plaatsing waard is.

En dan hebben slush readers (en redacteurs) het nog makkelijk. Die kunnen de kansloze verhalen desnoods na anderhalve pagina met een standaardbriefje retour sturen. Maar bij de PHP beloven we dat we met inhoudelijke, constructieve feedback komen op elk verhaal, dus verplichten we ons om elk verhaal volledig te lezen-of in de voorselectie ten minste genoeg om een onderbouwd oordeel te vormen. En dat terwijl gemiddeld een-derde, op zijn hoogst de helft, blijk geeft van hoopgevende hoeveelheden talent, originaliteit en/of potentieel. Probeer je maar eens voor te stellen dat je een doorwrochte mening moet schrijven over elk hoofdstuk van In de Ban van de Ring, terwijl je alleen De Reisgenoten leesbaar vindt.

Dus waarom doen we het?

Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken. Ik zou bescheiden kunnen reppen van de grote eer om gevraagd te worden voor deze taak. Ik zou mij ook idealistisch kunnen voordoen en zeggen hoe belangrijk ik het vind om bij te dragen aan de Nederlandstalige genrefictie en het ontdekken, erkennen en ontwikkelen van (nieuw) talent.

Maar de waarheid is voor mij veel simpeler.

Begin juli zat ik met mijn Kindle in de vroege forensentrein naar Den Haag, PHP-inzendingen te lezen. Ik had net een verhaal achter de kiezen dat voor mij het ondereinde van de ranglijst definieert, een moeizame, clichématige, eindeloos durende vertelling in krakkemikkig Nederlands. Ik was nog niet bij Leiden, dus er was nog tijd genoeg-hoewel na deze leeservaring weinig animo-voor het lezen en beoordelen van het volgende verhaal in de lijst.

Ik las de eerste twee alinea’s en alles viel van me af. Vergeten was de ergernis over de vorige inzending. Verdwenen de vermoeidheid van het vroege opstaan. Verlicht de zorg over de aankomende drukke werkdag.

De schrijver verleidde me het verhaal in met soepel deinend proza en intrigerende startpunten. De narratief dompelde me onder in de wereld van het verhaal; ik kon de dialogen bijna horen. Ik werd meegesleept in de plot en empathisch verbonden met de hoofdpersoon en diens problemen. Het einde liet me “een beetje moe maar voldaan” achter, met een brok in mijn keel voor de hoofdpersoon en een zomerse uitgelatenheid over zulke prachtige fictie. Mijn hele dag was goed, door één uitmuntend verhaal.

En toen ik het op de terugweg analyseerde, zag ik dat het niet toevallig zo goed is. De schrijver heeft niet alleen een mooi verhaal te vertellen, hijzij beheerst het ambacht ook. Vlekkeloos Nederlands, met een sterke eigen stem en slimme stijlmiddelen. Uitstekend uitgewerkt intern en extern conflict, die ook nog eens elegant op elkaar aansluiten. Verzorgde opbouw, goede spanningsbogen, tempo en ritme. Niet of nauwelijks cliché’s. Driedimensionale karakters met geloofwaardige motivaties. En geen woord teveel (op één alinea na dan).

Als voorselecteur moet je door heel veel aarde wroeten, maar af en toe vind je in die aarde een puntgave briljant. Het pure genot van zo’n vondst is al dat gewroet dubbel en dwars waard.

Sinds die dag zijn er nog twee diamantjes opgedoken in de slush-aarde. Iets minder scherp geslepen, iets minder puntgaaf, maar bulkend van talent en potentieel; drie edelstenen, die wat mij betreft ook door zijn naar de volgende ronde; en zeven halfedelstenen, die van mij door mogen als LeoArie en Rochita er edelstenen in zien.

Dáárom doe ik het.

Floris M. Kleijne is dit jaar voorselecteur van de Paul Harland Prijs. Lees meer over hem in zijn voorstelpagina en op zijn eigen website: Barno’s Stables.