Vrijwel alle cijferlijsten zijn ingeleverd en de beoordelingen beginnen ook binnen te druppelen. Nog één scorelijst en de uitslag kan opgemaakt worden. Zes weken voor de Paul Harland Dag (8 februari in De VAK in Delft) dus de juryleden en de voorselecteurs hebben enorm hard gewerkt!
Om de spanning op te voeren, lees je hieronder een verslag van het jureren door jurylid Floris Kleijne. Hij vertelt heel veel over zijn ervaringen, maar waakt er voor om iets van zijn uitslag te verklappen. Ik hoop dat de deelnemers hier niet te zenuwachtig van worden…

Floris schrijft:

Tijd om de balans op te maken na drie maanden jureren.

Wat een klus!

“Het zijn 206 inzendingen geworden,” zei Martijn. De voorselecteurs sidderden. De juryleden slaakten zuchten van verlichting dat ze dit jaar hadden bedankt voor de voorselectie.

Maanden gingen voorbij.

“Het zijn 37 finalisten geworden,” zei Martijn toen. Geen verspreking, geen telfout. Zevenendertig. Tweehonderdachtenzestigduizend honderdzestien woorden.

“Wanneer wil je de jurybeoordelingen hebben?” vroeg ik hem voorzichtig. Optimistisch dacht ik aan maart 2014.

“Rond de Kerst,” antwoordde hij. Ik slikte en opende snel het (willekeurig gekozen) eerste verhaal.

Vandaag, 27 december 2013, is ontegenzeglijk “rond de Kerst”. En tot mijn eigen opluchting en verbazing heb ik alle verhalen gelezen, beoordeeld, en van een kritiek voorzien; als laatste zojuist het horrorverhaal dat zich in mijn persoonlijke ranglijst in een vijfde plaats mag verheugen.

Was it as good for me as it was for you?

Wat een opluchting was het lezen uiteindelijk nog! De eerste paar verhalen die ik uit de stapel griste waren zorgwekkend matig-tot-slecht. Kennelijk had ik een ongelukkige—of als je het anders bekijkt juist gelukkige—hand, want uiteindelijk telt mijn ranglijst wel 14 verhalen die volgens mij met beperkte redactie publiceerbaar zijn. Bij elkaar zouden deze een bundel van bijna 100.000 woorden vullen; ik hoop van harte dat die er ook komt.

En voor het eerst sinds ik betrokken ben bij de PHP, heb ik eens niet het gevoel dat de winnaar al vaststaat. In 2008 was voorselectie en jury buitengewoon eensgezind over Je-weet-wel Sater; in 2009 was De jongen die geen schaduw wierp de opgelegde winnaar; vorig jaar ging er volgens de eensgezinde mening van de beoordelaars De vis in de fles met de prijs vandoor. Maar dit jaar? Ik zou het niet durven zeggen.

Ja, ik heb één favoriet aangewezen, een verhaal van grote technische kwaliteit en poëtische kracht, maar dat is alleen omdat ik van Martijn maar één favoriet mag aanwijzen. Mijn top-drie is naar mijn smaak van bijna identieke kwaliteit, en van geen van de verhalen in mijn top-zes zou het me verbazen als de schrijver op 8 februari met de hoofdprijs naar huis gaat. En dan staan er nog een stel verhalen in de lijst die volgens mijn subjectieve criteria niet kunnen/mogen winnen, maar waarvan ik me kan voorstellen dat de overige juryleden mijn bezwaren democratisch terzijde zouden willen schuiven. Met andere woorden: de kwaliteit van de beste verhalen is behoorlijk, en behoorlijk evenwichtig.

(Aan de onderkant van mijn ranglijst heb ik daarentegen 11 verhalen waarover ik nog een hartig woordje wil spreken met de voorselecteurs 🙂)

Harde cijfers

Dan de statistieken, omdat ik ze heb, omdat ik niet de enige ben met een getallenfetish, en om de deelnemers iets te geven om op te kauwen tot 8 februari eindelijk aanbreekt.

Zoals elk jaar telt de stapel weer een (klein) kwart SF, een (groot) kwart horror, en bijna de helft fantasy. Wat dit jaar plezieriger dan anders maakte, was dat ik zelf maar één verhaal heb moeten lezen dat volgens geen enkele mij bekende definitie tot de genrefictie behoort. Dat is natuurlijk jammer, want als je geen genreverhaal inzendt, kan je natuurlijk ook niet scoren in een genrewedstrijd, net zo min als romanuittreksels, gedichten, liederen of beeldhouwwerken een kans maken in de Paul Harland Prijs. Ook met de anglicismen viel het dit jaar alleszins mee, al kan dat natuurlijk gewoon betekenen dat bijna alle schrijvers met Engelstalige ambities (en helaas vaak ook Google Translate in hun Favorieten) in de voorselectie zijn gesneuveld.

Met een gemiddelde lengte van 7.250 woorden was de PHP dit jaar volgens mij niet woordenrijker dan vorige jaren. Wel viel het me bij beschouwen van de lijst, net als vorige jaren, weer op dat sommige schrijvers kennelijk in hun verhalen snoeien tot ze net onder de reglementaire grens van 10.000 woorden duiken. Ik vind dat altijd verdacht: het is erg onwaarschijnlijk dat de eisen die je verhaal stelt aan scenes, wereldbouw, dialoog, sfeer en stijl precies optellen tot een passende lengte. Dus lever je een verhaal van ongeveer 10.000 woorden in, dan heb je mijns inziens óf teveel, of niet genoeg geschrapt.

Tot zover de theorie van lengte versus kwaliteit. De feiten zijn een stuk genuanceerder. In mijn grafiekje van lengte versus score is het verband tussen die twee variabelen ver te zoeken: de regressielijn is vrijwel horizontaal, en dan nog met een R2 van 0,0231 op N=37. Geen statisticus zal daaruit enige conclusie durven trekken over een relatie. Anders bekeken: de gemiddelde rang van de tienduizenders onder de verhalen is exact 19, ofwel het midden van de ranglijst. De langste verhalen onder de inzendingen scoren dus net zo vaak bovengemiddeld als ondergemiddeld.

Ten slotte de harde cijfers over mijn eigen bijdrage: de afgelopen maand heb ik voor deze 37 verhalen welgeteld 37.348 woorden kritiek geschreven, ofwel meer dan 1.000 woorden per verhaal. Ofwel, en dat vind ik nog wel de mooiste statistiek: bijna één woord kritiek voor elke zeven woorden verhaal.

Dat zijn verdorie bijna evenveel woorden als ik dit jaar voor mijn eigen roman heb geproduceerd!

Floris Kleijne