Ik ben aardig op stoom met het beoordelen van alle verhalen. Het eerste dat mij opvalt bij de verhalen tot nu toe, is: wat een creativiteit! Er zijn maar weinig verhalen met een huisje-boompje-beestjethema, en waar ik thema’s herkende van andere genreschrijvers, was de uitwerking toch weer origineel genoeg om te kunnen boeien. Er zijn verhalen bij die mij in vervoering brengen door de sterke verhaallijn, de ronde karakters, de eigenwijze werelden en de kristalheldere schrijfstijl. Dat maakt het jureren tot een genot.
Ja, er zijn ook verhalen die niet zo ver reiken. Verhalen waarin ik als lezer blijf haperen. Zelfs verhalen waarin een steengoed idee, een briljante plot, of een zeldzaam mooie wereld, zwaar verduisterd wordt door het ontbreken van elementaire schrijftechnieken, zowel taal- als verhaaltechnisch. Het raam waardoor de lezer het verhaal te zien krijgt, is beslagen en met modder besmeurd.
Bij die verhalen besef ik het ten volle: schrijven is een vak. Dat besef krijg je niet bij de goede verhalen, want die schijnen inspanningsloos geschreven te zijn. Schijnen, ja, want in werkelijkheid kan die schrijver juist het meest hebben zitten zweten.
Waar ik op wil zweten, is het juryrapport voor de minder ver reikende verhalen.
En dan krijg je als schrijver het juryrapport onder ogen. Of liever gezegd: minimaal drie, want elk van de juryleden geeft zijn eigen commentaar. En dat commentaar is niet eens onderling consistent. Hoe ga je daarmee om?
Ik maakte het zelf mee, enkele jaren geleden. Een prachtverhaal ingestuurd, genomineerd, niet gewonnen, dus nieuwsgierig naar de jurycommentaren. Interessant: het ene jurylid gaf een compliment voor de ronde karakters, het andere verweet mij platte karakters.
Lange tijd negeerde ik die beide commentaren. Tegenstrijdig, dus waardeloos. Domme juryleden. Tot ik het in samenhang met de andere opmerkingen van de betreffende juryleden las. Toen viel me iets op. Het plattekarakterjurylid miste in het begin verduidelijking van de wereld waarin het verhaal zich afspeelde. Het rondekarakterjurylid vond het verhaal traag op gang komen. Toen klikte er iets bij mij: mijn personages kunnen beter uit de verf komen wanneer ik de lezer snel houvast geef om hun karakter te beoordelen en dat kan door in het begin iets meer context te bieden! Het rondekarakterjurylid was kennelijk bereid om de personages op ‘objectieve’ merites te beoordelen, terwijl het plattekarakterjurylid kennelijk wachtte op de context, en toen hij dit niet kreeg, dus ook geen karakter kon bepalen. Ik heb toen het begin van het verhaal aangepast en verrek, het werd er aanzienlijk sterker van!
Is het waar wat ik hierboven over de twee juryleden schrijf? Dat weet ik niet, het zijn mijn hypothesen. Is mijn conclusie juist? Ook dat hoeft niet. Maar door hun beide opmerkingen serieus te nemen, in de context van de rest van hun commentaar, heb ik het verhaal beter kunnen maken. En dat was rechtstreeks getriggerd door het jurycommentaar.
Ik neem mij voor: mijn commentaar bestaat niet uit een of twee zinnen met dooddoeners. Dan neem ik de schrijver niet serieus, en verspeel ik het recht om zelf serieus genomen te worden. Ik vertel wat er bij mij opvalt, vanuit mijn optiek. Dat is niet De Waarheid, want die bestaat in de kunst niet. Maar samen met de commentaren van de andere juryleden moet het de schrijver helpen zijn eigen verhaal te analyseren en er verbeteringen in aan te brengen. En niets is zo leuk voor een schrijver om (zuchtend of niet) een verhaal aan te passen, om dan plotseling Het Licht te zien: het is beter geworden!
LeoArie Elsenaar is dit jaar voorselecteur van de Paul Harland Prijs. Lees meer over hem in zijn voorstelpagina en op de website van zijn uitgeverij Parelz.
Trackbacks/Pingbacks