Vijf weken voor de Paul Harland Dag (8 februari in De VAK in Delft) en de uitslag van de Paul Harland Prijs 2013 (206 inzendingen dit jaar, een absoluut record!) voeren we de spanning nog wat extra op. Jurylid Lisette Jonkman vertelt over haar jureerervaring en ze geeft daarbij direct ook twee uitstekende schrijftips!

Jullie zijn andere koek!

Lezen is één ding. Beoordelen: dat is andere koek. De 37 verhalen die het tot de finale van de Paul Harland Prijs hebben geschopt heb ik met veel plezier gelezen. Of het nu ging om een ruwe diamant waar nog veel aan geschaafd moest worden of een glanzende parel met een prachtige boodschap: het is te zien dat alle finalisten enorm hun best hebben gedaan op hun inzending.

Doe mij alles maar

Eén specifiek aspect waarop ik tijdens het jureren heb gelet, kan ik niet aanwijzen. Ik wil gewoon een goed geheel (en ik zeg nu ‘gewoon’, maar dat goede geheel schud je niet zomaar uit je mouw). Ik ben een luie lezer: de schrijver moet me niet alleen een goed plot bieden met een al dan niet symbolische boodschap, maar ik wil ook dat het verhaal in een mooie verpakking zit, oftewel: het moet een prettige vertelstijl hebben. En het allerliefst ook nog een laagje humor. Sterker nog, met humor kom je bij mij een heel eind. Anders nog iets? Nee, dat was het wel zo ongeveer. Mag ik er een tasje bij?

Hydrigiinipidodra en co

Wat me opvalt, vooral bij fantasy en scifi, is de drang die schrijvers ineens krijgen om onuitspreekbare namen voor hun personages te verzinnen. Waarom is dat? Ik lees hardop in mijn hoofd (if you begrijp what I bedoel) en sommige namen willen er bij mij niet in, dus verzin ik dan zelf maar een makkelijkere versie van die naam. Hydrigiinipidodra wordt bijvoorbeeld vanzelf Hydripodra. Handig om je te herinneren tijdens het schrijven: lezers zijn lui. Die hebben er heel Gerard Joling simpelweg geen krácht voor om iedere keer te worstelen met namen als Gnourtbravunque of Dheigh’sng’wyrhp.

Twee tips

Qua individuele feedback ben ik niet zo uitgebreid geweest als collega Floris, maar ik heb bij ieder verhaal in ieder geval één pluspunt uitgelicht en één verbeterpunt aangewezen. Dat kunnen grote of kleine dingen zijn. Ik wil nu sowieso twee algemene tips meegeven, omdat ik in veel verhalen heb gezien dat daar behoefte aan is.

1. Meer simpel = meer beter

Allereerst: ingewikkelddoenerij. Dat je spannende achtlettergrepige namen voor je personages verzint, moet je zelf weten; dat vergeeft je lezer je wel. (Hij maakt er stiekem gewoon wat korters van in zijn hoofd.) Wat dan weer níét door de beugel kan, is een valse noot in de toon van je verhaal. Wat bedoel ik daarmee? Als het goed is bepaal je van tevoren of tijdens het schrijven wat de tone of voice van je verhaal wordt, bijvoorbeeld informeel, luchtig, neutraal of gedragen. Houd je dan ook aan die toon, want je lezer merkt het als je ermee breekt. Te vaak zie ik dat schrijvers hun best doen om gedragen te schrijven, alleen maar omdat ze het idee hebben dat dat is wat schrijvers doen. Ik snap de neiging, maar bedenk eens: wil je het je lezer moeilijk maken of wil je de leeservaring juist zo prettig mogelijk maken? Staat er een ‘moeilijk’ woord in je tekst, bedenk dan of het afbreuk doet aan je verhaal als je er een simpeler synoniem voor verzint.

2. Zo praten mensen niet

Een dialoog schrijven, dat doe je wel even. Of niet? Uit een aantal finaleverhalen blijkt dat het best moeilijk is om een dialoog te schrijven die natuurlijk overkomt en tegelijkertijd lekker wegleest. Bedenk daarom van tevoren hoe iedereen in je verhaal praat. Zorg dat de stem en woordenschat van je personages vlekkeloos in je hoofd zitten. Weet van iedereen wat zijn/haar stopwoordjes zijn en wat hij/zij juist nooit zou zeggen. Tot zover deel één van het natuurlijke aspect. Voor deel twee moet je lekker blijven oefenen. Schrijf eens een gesprek tussen twee willekeurige mensen uit. Té natuurlijk is ook weer niet de bedoeling. Als je mijn gesprekken letterlijk zou uitschrijven zou je bijvoorbeeld stapelgek worden, want ik maak mijn zinnen nooit… en dan ga ik meteen, eh, door naar, zegmaar een nieuw onderwerp, en dan kom ik, kom ik, kom ik af en toe vet slecht uit mijn woorden en ik zet ook nooit punten en gebruik ik eh, heul veel stopwoordjes, zegmaar, haha! Dat wil je ook weer niet. Daar komt het leesbaar maken van de natuurlijke dialoog om de hoek kijken. Als je goed oefent op dialogen en iedereen een eigen stem geeft, pak je gemakkelijk de aandacht van je lezer (en extra puntjes van de jury, hint hint!).

Tipje van de sluier

Twee verhalen steken er wat mij betreft als geheel bovenuit. Dan is er nog een verhaal waar ik een beetje om gehuild heb, een verhaal waar ik smakelijk om gelachen heb en een verhaal waar ik het koud van kreeg (zit de deur op slot?). Ik vind dat iedereen een complimentje verdient. Bedankt voor jullie inzet en creativiteit! Ik zou het liefst alle verhalen uit mijn persoonlijke top 5 een prijs geven, maar we zitten natuurlijk niet in de Mini-Playbackshow. Daarom heb ik heel netjes één favoriet gekozen.

Wie dat is, blijft nog even geheim.

Voor nu: blijf schrijven, blijf dromen en blijf er vooral heel veel plezier aan beleven!

Liefs,

Lis

www.lisettejonkman.nl